HOE OUDE MANNEN ZICH BEHOREN TE GEDRAGEN.

Onlangs kwam ik een website tegen met de titel: ‘Leugens die moeders hun kinderen vertellen om ze zich te laten gedragen.’ Een moeder vertelde haar kinderen dat ze een nieuwe telefoonapp had die haar kon vertellen wanneer ze zich achter haar rug om misdroegen!

Welnu, terwijl kinderen acht moeten slaan op het advies van Paulus om ‘je ouders te gehoorzamen in de Heer’ simpelweg omdat, zoals Paulus verder zei, ‘DIT JUIST IS’ (Ef. 6:1), zegt Paulus dat ‘bejaarde mannen’ dat wel zouden moeten doen. gedragen zich om een ​​andere reden. Hij zei tegen Titus:

“…spreek hetgeen de gezonde leer betaamt. Dat oude mannen nuchter zijn stemmig, voorzichtig, gezond in het geloof, in de liefde, in de lijdzaamheid” (Titus 2:1,2).

Bejaarde christelijke mannen moeten zich gedragen omdat het past bij de gezonde leer waarin zij belijden te geloven. Dat woord betekent: iets er goed uit laten zien. Officieren in het leger kunnen worden beschuldigd van “gedrag dat een officier en een heer niet betaamt” als zij zich misdragen en het leger er slecht uit laten zien, maar bejaarde christelijke mannen zouden de gezonde leer waarin zij geloven en onderwijzen er goed uit willen laten zien!

En dat houdt ook in dat je ‘ernstig’ bent, een woord dat serieus betekent – ​​dodelijk serieus! Naarmate mannen ouder worden, hebben ze de neiging milder te worden en de dingen niet zo serieus te nemen als toen ze jong waren. Hoewel dat op sommige gebieden van het leven misschien oké is, heeft Paulus het over serieus zijn in geestelijke zaken, en de ernst van geestelijke zaken neemt niet af met de jaren. Dus als u een oudere christelijke man bent, wilt u misschien de balans opmaken van uw leven om te bepalen of u net zo serieus bent in het dienen van de Heer als toen u de kleding van een jongere man droeg.

Paulus zegt dat oude mannen ook ‘gezond in geloof‘ moeten zijn. Het woord ‘geluid’ betekent gezond, gezond en sterk. Toen Jesaja wilde beschrijven hoe zondig het volk van Israël in zijn tijd was, vergeleek hij ze met het lichaam van een zieke man (Jesaja 1:5), terwijl hij over zijn volk zei: “Er zit geen gezondheid in” (vers 6). Dus ‘gezond in het geloof’ zijn betekent een sterk en gezond geloof hebben.

Misschien is het u opgevallen dat Paulus niet zei dat oude mannen gezond in het geloof moeten zijn. Dat wil zeggen, hij zei niet dat ze gezond moesten zijn in de kern van waarheid die aan Paulus werd gegeven voor de bedeling van genade. Dat is waar, maar dat is iets wat Paulus eerder in deze brief uitdrukte (Tit. 1:13). Hier betekent het woord “geloof” trouw, zoals het geval is toen Paulus schreef over Gods trouw aan het volk Israël ondanks hun ongeloof (Romeinen 3:3). Dus door te zeggen dat oude mannen ‘gezond in het geloof’ moeten zijn, zegt Paulus dat ze sterk moeten zijn in hun trouw aan de Heer.

En nu ik zelf een bejaarde man begin te worden, denk ik dat ik kan begrijpen waarom de apostel dit tegen oudere mannen zegt. Het is dezelfde reden waarom hij ons allemaal zegt: “Wees niet moe in het goede doen” (Gal. 6:9). Dat is een uitdaging voor gelovigen op elke leeftijd, maar het is vooral een uitdaging als een man ouder wordt. Ik houd er nog steeds van om het Woord te bestuderen en het te onderwijzen, maar ik moet je zeggen: ik word er moe van! Ik begrijp dus waarom Paulus tegen oude mannen zei dat ze ‘gezond in het geloof’ moesten zijn, en dat vermoeidheid of iets anders de deugdelijkheid van hun trouw aan de Heer niet mocht beïnvloeden.

Dus als je een christelijke man bent die bereid is toe te geven dat het woord ‘bejaard’ je zou kunnen beschrijven, hoop ik dat de woorden ‘ernstig’ en ‘gezond in geloof’ ook kunnen worden gebruikt om jou te beschrijven. Als je de Heer net zo serieus neemt als toen je jong was, zal dat zeker tot uiting komen in je trouw aan Hem. En Paulus zegt dat dit “dingen zijn die gezonde leer worden.”

Een van de manieren om ervoor te zorgen dat je een gezond geloof zult hebben als je oud wordt, is natuurlijk door er al op jonge leeftijd mee te beginnen!

“Gedenk nu uw Schepper in de dagen van uw jeugd, terwijl de kwade dagen niet komen en de jaren niet naderbij komen, wanneer u zult zeggen: Ik heb er geen plezier in” (Prediker 12:1).

Je zult eeuwig blij zijn dat je het gedaan hebt!

Een deugdzame vrouw

Spreuken 31:10 stelt de vraag: “Wie kan een deugdzame vrouw vinden…?” van Dalen woordenboek definieert het woord deugdzaam als algemene morele uitmuntendheid, goedheid van karakter of kuisheid. Het einde van vers tien gaat verder met te zeggen dat als je zo’n vrouw kunt vinden, “haar prijs [of waarde] ver boven de robijnen ligt.” De norm hier is niet een onrealistische perfectie op alle gebieden van het leven. In plaats daarvan is het een innerlijke schoonheid van karakter en moraal die van elke vrouw die deze kwaliteiten probeert te cultiveren, een zeer gewaardeerde vrouw kan maken voor iedereen die haar kent.

We hebben feitelijk Bijbelse voorbeelden van deugdzame vrouwen. Ruth kreeg te horen dat de hele stad wist dat ze een ‘deugdzame vrouw’ was (Ruth 3:11) vanwege haar toewijding aan Jehova0, de liefdevolle zorg voor haar oudere schoonmoeder, haar werkethiek en de nederigheid om naar onderricht te luisteren. De deugd van Sara wordt beschreven in 1 Petrus 3:4-6 voor haar onderwerping aan haar echtgenoot met een “zachtmoedige en stille geest, die in de ogen van God van grote waarde is.”

Spreuken 31 benadrukt verschillende kwaliteiten van een deugdzame vrouw. Ze is het vertrouwen van haar man waard (vers 11), zal haar man altijd goed doen en niet kwaad (vers 12), ijverig en consequent ‘werkt gewillig’ om de gezinsfinanciën te bevorderen (vers 13-24), ze gedraagt ​​zich met ‘kracht’ en eer” (vers 25), “opent haar mond met wijsheid [of discretie, en]…vriendelijkheid” (vers 26), en “ziet goed naar de wegen van haar huishouden” zonder zich bezig te houden met “luiheid” (vers 27 ). Vers 30 lijkt ook te impliceren dat hoewel ze uiterlijke schoonheid bezit of verlangt, ze zich realiseert dat dit ‘ijdel’ of leeg en vluchtig is. Daarom hecht ze meer waarde aan de innerlijke schoonheid van de hierboven bestudeerde deugden, en dat doet ze omdat ze godsvrucht heeft of ‘een vrouw is die de Heer vreest’.

Als je een man bent die een deugdzame vrouw heeft gevonden, ben je enorm gezegend. Spreuken vertelt ons dat “een verstandige vrouw van de Heer is” (19:14), en zij is “een kroon voor haar man” (12:4). Vertel uw deugdzame vrouw vandaag dat u haar godsvrucht enorm waardeert, wat haar tot een echte ’trofeevrouw’ maakt. Als je nog niet getrouwd bent, is dit het soort vrouw waar je naar op zoek moet zijn. Als u een vrouw bent die er niet van overtuigd is dat deze eigenschappen in u voldoende ontwikkeld zijn, raak dan niet ontmoedigd. Neem in plaats daarvan een van deze eigenschappen, vraag de Heer om je te helpen in deze deugd te groeien en werk er vandaag onder gebed aan.

Is de god van de islam de god van de bijbel

“Is de god van de islam de god van de bijbel?”

Er zijn talloze manieren om aan te tonen dat de god van de islam niet de God van de Bijbel is, maar aangezien er twee religies zijn die uit de Bijbel komen, het jodendom en het christendom, laten we eens kijken naar twee verzen die aantonen dat de god van de islam verschilt van de God van beide bijbelse religies.

Bedenk allereerst dat de Heer tegen de Samaritaanse vrouw zei: “Gij aanbidt, gij weet niet wat” (Johannes 4:22). Er was in die tijd geen geloof op de planeet dat meer op het judaïsme leek dan de religie die door de Samaritanen werd beoefend. Er waren talloze overeenkomsten tussen de twee geloven, en toch was het de bewering van de Heer dat de Samaritanen niet wisten wat ze aanbaden, evenmin als de heidenen die “DE ONBEKENDE GOD” aanbaden in Athene (Handelingen 17:23). Dit gaf aan dat ze naar zijn mening niet dezelfde God aanbaden. Gezien de talloze verschillen tussen de islam en het jodendom is het dus moeilijk in te zien hoe men kan zeggen dat moslims de God van het jodendom aanbidden.

Hieraan moet het getuigenis van de apostel Paulus worden toegevoegd, die verklaarde dat “de dingen die de heidenen offeren, zij offeren aan duivels en niet aan God” (1 Kor. 10:20). Uit deze woorden lijkt het duidelijk dat de goden van de verschillende religies van de heidenen niet de God waren van het christelijk geloof dat God hem gebruikte om hier op aarde te vestigen (1 Kor. 3:10). Dit is vooral zo als we bedenken dat Paulus Deuteronomium 32:16,17 citeerde, waar Mozes de goden van de heidense naties “vreemde goden… en duivels… nieuwe goden die nieuw opkwamen” noemde.

In het licht van deze twee verzen die laten zien dat de god van de islam niet de God van een van de twee geloven van de Bijbel is, is het zeker dat de god van de islam niet de God van de Bijbel is. Het is nog steeds waar dat “wie de Zoon niet eert, de Vader niet eert” (Johannes 5:23), en “wie de Zoon loochent, die heeft de Vader niet” (1 Johannes 2:23). Van geen enkel geloof dat ontkent dat de Heer Jezus Christus de Zoon van God is die stierf om voor de zonden van alle mensen te betalen, kan worden gezegd dat het de God van de Bijbel aanbidt.

Gods doel in de hindernis van Satan

“Daarom zouden wij, ook ik Paulus, keer op keer tot u zijn gekomen, maar Satan heeft ons belemmerd”
(1 Thessalonicenzen 2:18).

God heeft een plan voor ieder van ons leven, een plan dat voor ons welzijn en Zijn glorie is. We moeten echter niet vergeten dat Satan ook een plan heeft voor het leven van de gelovige. Zijn bedoelingen zijn om onze levens en ons getuigenis voor Christus te vernietigen door zonde, valse overtuigingen en slechte beslissingen. Paulus’ vermelding van “de listen van de duivel” in Efeziërs 6:11 leert ons dat Satan strategieën, methoden en plannen heeft om ons te laten vallen of weg te rennen in de geestelijke strijd. Satan kan uw redding niet wegnemen (Kol. 3:3), maar hij kan wel uw getuigenis vernietigen. Net als een dief kan hij u ook beroven van uw vreugde in Christus en uw zekerheid van verlossing.

Nadat Paulus de kerk in Thessaloniki had gesticht, had hij ‘keer op keer’ geprobeerd opnieuw contact met hen op te nemen en hen te bezoeken, maar dat was niet gelukt. De reden, zo schreef Paulus, was dat “Satan ons hinderde.” Het Griekse woord voor ‘gehinderd’ wordt gebruikt om een ​​weg onbegaanbaar te maken. In de context van atletiek betekende dit dat iemand tijdens een race werd afgesneden. In militaire context verwees het naar het graven van een loopgraaf voor een oprukkend leger om de voortgang van de vijand te voorkomen. Satan doet hetzelfde in ons christelijke leven: hij blokkeert het pad, snijdt ons midden in de pas af om ons te laten struikelen, of belemmert onze geestelijke vooruitgang.

We weten niet specifiek wat Satan deed om Paulus ervan te weerhouden terug te gaan naar Thessaloniki, maar we weten wel dat Paulus de belemmering aan Satan zelf toeschreef. We zien nu echter hoe zelfs Satans hindernis deel uitmaakte van Gods voorzienigheid voor het leven van Paulus. God liet Satans tegenstand toe en gebruikte het, en bracht het goede uit deze wegversperring, die Paulus als slecht beschouwde. Net als Hij deed met het kruis, verwezenlijkte God Zijn eigen doeleinden, waarbij hij de duivel gebruikte om dat te doen.

Het gevolg van het onvermogen van Paulus om naar Thessaloniki te gaan was het schrijven van een brief, een brief die onderdeel werd van onze Bijbel. Deze brief heeft op zijn beurt geresulteerd in heerlijkheid aan God en de afgelopen 2000 jaar hebben onnoemelijke menigten geprofiteerd van de eerste brief van Paulus aan de Thessalonicenzen en zijn gezegend door de goddelijke waarheden ervan – onze gezegende hoop op de Opname (4: 13-18), om er maar één te noemen. Omdat Paulus in zijn leven met een satanische wegversperring te maken kreeg, hebben we 1 Tessalonicenzen. We doen er goed aan dit te onthouden elke keer dat we in het leven een geblokkeerde weg of barrière tegenkomen die we als slecht ervaren, omdat God kan werken om er iets goeds uit te halen voor Zijn glorie en onze zegen.

Zo eenvoudig als het maar zijn kan…

Heb je ooit een prediker horen zeggen: “Er staan ​​veel dingen in de Bijbel die moeilijk te begrijpen zijn, maar God zij dank is het heilsplan zo eenvoudig als het maar zijn kan.”

Welnu, het heilsplan is eenvoudig ALS we gehoorzamen aan 2 Timoteüs 2:15, “het Woord der waarheid recht snijdend.” Anders is het verre van eenvoudig.

De apostel Paulus schreef: “Wij concluderen dat een mens gerechtvaardigd wordt door het geloof zonder de werken van de wet” (Rom. 3:28). Toch schreef Jakobus: “Een mens wordt gerechtvaardigd door werken, en niet alleen door geloof” (Jakobus 2:24).

Nogmaals, bij de Sinaï zei God door Mozes tot Israël: “Indien gij mijn stem waarlijk gehoorzaamt en Mijn verbond onderhoudt, dan zult gij Mij een bijzondere schat zijn boven alle volken…” (Ex. 19:5). Maar onze Heer zei, toen Hij Zijn apostelen zond om voor Hem te getuigen: “Hij die gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden… en deze tekenen zullen hen volgen die geloven: in Mijn naam zullen zij demonen uitdrijven, zij zullen spreken met nieuwe tongen…” enz. (Marcus 16:16-18). Dus, volgens hun “grote opdracht” was de waterdoop vereist voor redding en wonderbaarlijke tekenen waren de bewijzen van redding.

Verwarrend? tegenstrijdig? Niet als we ’het Woord der waarheid recht snijden’. Het was nadat “de wet door Mozes was gegeven”, na de aardse bediening van onze Heer, na de opdracht aan de twaalf, dat God een andere apostel, Paulus, deed opstaan ​​en hem uitzond met “het evangelie van de genade van God” (Hand. 20:24).

Het was Paulus die werd gezonden om te verklaren: “Maar NU is de gerechtigheid van God geopenbaard zonder de wet…” (Rom. 3:21). “Wie niet werkt, maar gelooft in Hem Die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof tot gerechtigheid gerekend” (Rom. 4:5). “Daarom, gerechtvaardigd door het geloof, hebben wij vrede met God door onze Heer Jezus Christus” (Rom. 5:1 .)

Het vijfde evangelie

Het evangelie van Paulus, “nooit van gehoord.”

De meeste gelovigen kennen de zogenaamde vier evangeliën, Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes, in het Nieuwe Testament.

Maar betrekkelijk weinig mensen hebben gehoord van het “vijfde evangelie”. Paulus gebruikt drie keer de term “Mijn Evangelie” in zijn brieven geadresseerd aan het “lichaam van Christus”. “Naar mijn evangelie” (Romeinen 2:16); “naar mijn evangelie” (II Timotheüs 2: 8,9); “Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest.” (Romeinen 16:25).

Dit vers heeft een leerstellige betekenis.

Een pastor zei: “Hij die onwetend blijft over de brieven van de apostel Paulus of de brieven luchtig leest, zal niet worden bevestigd. Met andere woorden hij zal niet kunnen groeien in het geestelijk leven!

De term “mijn evangelie” is niet beperkt tot het evangelie van behoudenis, door genade door het geloof, los van menselijke verdienste, maar het verenigt de leer, de hemelse positie, de geestelijke wandel en de eeuwige bestemming van de geroepenen van God in de tegenwoordige bedeling van genade. Met andere woorden, het gehele geestelijke programma

Voor het leven van elk lid van het lichaam van Christus.

HET LICHAAM VAN CHRISTUS … “NOOIT VAN GEHOORD”

Het woord “kerk” is een populaire term en alom bekend, maar betrekkelijk weinig mensen hebben gehoord van het vijfde evangelie waartoe de geroepenen van God in de tegenwoordige bedeling van genade behoren.

De gelovige die het evangelie van Paulus begrijpt en herkent, begrijpt ook dat het lichaam van

Christus een geheim was, dat God gedurende alle andere bedelingen geheimgehouden heeft. (Romeinen 16:25, Efeze 3: 5,9, Kolossensen 1:26) 

Het was ten eerste bekend gemaakt door de verrezen Heere Jezus Christus aan en door de apostel Paulus.

 Men behoort niet te denken dat de ware gemeente een door mensen gestichte organisatie is maar een door God ingesteld, geestelijk organisme.

Beknopt weergegeven is dit het werk van de Drie-enige God: De Vader koos ons in Christus

Voor de grondlegging der wereld (Efeze 1:3,4, 2 Timotheus 1:9, Titus 1: 2,3); de Zoon kocht ons vrij, niet door Zijn leven, noch door Zijn voorbeeld maar door Zijn bloed Efeze 1:7, Kolossensen 1:14. De Heilige Geest verzegelt en doopt ons, niet inwatermaar in het lichaam van Christus, Efeze 4:4, I Korinthe 12:13. “Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente”. Dit is het allerbelangrijkste lidmaatschap.  een ware voorstelling van het lichaam van Christus, welk is de ware gemeente. Het was Gods genoegen om dit te openbaren aan ons door Zijn uitverkoren werktuig, de apostel Paulus.

 ZIJN GEHEIME KOMST

“Nooit van gehoord”

De wederkomst van Christus naar de aarde is het meest populaire onderwerp in de Bijbel

En het christendom. Maar betrekkelijk weinig mensen hebben ooit gehoord.over de geheime komst van onze Here Jezus Christus in de lucht,  voor de leden van Zijn gemeente.

Dit is uitsluitend in het evangelie van genade te vinden, in de brieven van de apostel Paulus en de volgende grote gebeurtenis in Gods programma van genade.  I Korinthe 11:51-54, Filippensen 3:20,21, II Korinthe 5:1, Kolossensen 1:5, 3:4 en I Thessalonicensen 4: 13-18.  De opname van de gemeente die Zijn lichaam is, vindt plaats voor de grote verdrukking en kan elk moment gebeuren.  Bij de wederkomst van Christus op aarde zal elk oog Hem zien. Die gebeurtenis zal volgen op de komst van de Anti-Christus en de grote verdrukking.

 PAULUS AUTORITEIT VERWAARLOOSD.

Heeft u wel eens nagedacht over de volgende vraag. Als het lichaam van Christus zou zijn begonnen in Handelingen 2, op een Joodse feestdag met de twaalf apostelen, die zich tot Israël richten: Waarom moest de apostel Paulus, ongeveer 7 of 8 jaar na het kruis komen? Paulus had een unieke en afwijkende boodschap die hij door openbaring, van de opgestane en verheven Here Jezus Christus had ontvangen Alleen de apostel Paulus kon zeggen: Volg mij zoals ik Christus volg. I Korinthe 11:1, II Timotheus 1:13, I Thessalonicensen 1:6, Fillipensen 3:17, 4;8,9, I Korinthe 14:37, Romeinen 16:25.

 Dus onder de bedeling van Gods genade waaronder wij leven, behoort de gelovige Christus te volgen, (niet volgens Mozes en de profeten, niet volgens Johannes de Doper, niet volgens de twaalf apostelen inclusief Petrus, Jacobus en Johannes maar) volgens de apostel Paulus, ons Christelijke voorbeeld.  I Timotheus 1:15,16, I Korinthe 4:15,16.

De brieven van de apostel Paulus van Romeinen tot Filémon, betreft wezenlijk elk lid van het lichaam van Christus.

Laten wij niet vergeten dat de satan de grootste tegenstander van de Genade van God is en dat hij een vals en nagemaaktevangelie presenteert!

“Het Evangelie der genade Gods” wat door Paulus werd gepredikt, is door de eeuwen heen, nauwelijks of niet aanwezig geweest in de Christelijke leerstellingen. Dat is ook de oorzaak van de Bijbelse ongeletterdheid, de verwarring tussen kerkgenootschappen met scheuringen en verdeeldheid, de liberalen met hun sociaal evangelie; de vandaag de dag gedreven Evangelische christenen die compromissen sluiten en de vele sekten en bewegingen die met nieuwe dingen komen. Dit alles is het resultaat van het in gebreke blijven om Paulus autoriteit in het Woord van God te erkennen.

Het evangelie van genade wat Paulus predikte is het tegengif voor al de ziekten en kwalen in de Christelijke wereld!

Maar waarom predikt men niet de boodschap van genade, als het zo simpel is en het alles zo duidelijk maakt?”  Paulus pleit ervoor om dit te overdenken, zelfs in de fundamentele gemeenten Filippensen 4:8, 9.

We moeten het woord K-E-R-K- uit onze gedachten uitbannen, als we de waarheid betreffende het lichaam van Christus willen begrijpen.  Dientengevolge is vandaag de dag de zogenoemde kerk in de wereld en de wereld in de kerk.

Er is een grote behoefte om terug te gaan naar Paulus concept van het ware Christendom!

Ik geloof hoe nu verder?

Hoe komt iemand eigenlijk tot geloof?
Er staat dat geloven is door het horen….. het horen van Gods woord.
Stel:…Iemand heeft je zojuist over Jezus Christus verteld. Je gelooft dat Jezus Christus voor jou zonden is gestorven en opgestaan…..geloven is aannemen…. Heel simpel is het dat je dan bent behouden en….. je zonden zijn vergeven. Dan is het logisch dat je daar opgewonden en blij van bent….MAAR eigenlijk weet je niet precies wat er nou is gebeurd met jezelf en wat er nu van je verwacht wordt.. nu je eenmaal gelooft.
Deze video is bedoeld als hulpmiddel voor jou als “nieuwe” Gelovige. In dit video ga ik je een aantal vragen duidelijk gemaakt

  • Wat heb ik geloofd?
  • Wat gebeurde er met mij toen ik ging geloven?
  • WAAROM zou ik de Heere dienen nu ik eenmaal geloof?
  • HOE zou ik de Heere moeten dienen nu ik tot geloof ben gekomen
  • Hoe moet ik met zonde omgaan nu ik eenmaal geloof?
  • Hoe ga ik met tegenslag om nu ik eenmaal geloof?
  • Hoe ziet de toekomst voor mij eruit nu ik eenmaal geloof?

WAT HEB IK GELOOFD?

  1. Ik ben een zondaar
    De Bijbel zegt in Romeinen 3 vers 23…dat “zij hebben allen gezondigd” …en dat “er geen mens rechtvaardig is op aarde, die goed doet en niet zondigt” In Prediker 7 vers 20 staat: dat er maar één moord nodig is om iemand een moordenaar te maken en er is maar één zonde nodig om iemand een zondaar te maken.
  2. De gevolgen van zonden zijn eeuwig
    Romeinen 6 vers 23 zegt “De bezoldiging der zonde is de dood” … en dat “de zonde voleindigd zijnde, baart den dood” (Jac.1:15). We weten dat er in deze verzen meer wordt bedoeld dan alleen een lichamelijke dood, omdat Ezechiel 18 vers 4 zegt dat ….. “de ZIEL die zondigt, die zal sterven”. I….en in Openbaring 21:8 staat verder dat alle zondaars die sterven zonder Christus …”dat ze deel hebben in den poel die daar brandt van vuur en sulfer: hetwelk is de TWEEDE DOODS”. Alle zondaars verdienen, buiten een lichamelijke dood, ook een eeuwige geestelijke dood voor hun zonden…. Maar wat geloofd jij en ik
  3. Dat…Christus stierf voor mij zonden
    We zijn zondaars en het verdienen om een eeuwige dood te sterven voor onze zonden…maar… “Christus stierf voor mijn zonden” (1Kor.15:3). We weten dat Hij lichamelijk en geestelijk stierf ….. Jesaja voorspelde dat God zou “Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben” (Jesaja 53:10)….Hij is “overgeleverd zegt Paulus in Romeinen 4 vers 25..om onze zonden … en opgewekt om onze rechtvaardigmaking .. terwijl Hij “Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout” (1Petr.2:24).
  4. Ik ben dus gered door te geloven…. Door aan te nemen…. dat Christus voor mijn zonden stierf
    De Heere Jezus stierf “voor de zonden de hele wereld” (1Joh.2:2), maar dat betekent niet dat de hele wereld gered is…Redding is aangeboden tot iedereen…”tot allen” maar het komt allen “OVER allen die geloven” (Rom.3:22. Dus dat betekent dat terwijl Christus “de behouder is aller mensen”, Hij “allermeest” de Behouder is van de gelovigen” (1Tim.4:10). Het Evangelie is “een kracht Gods tot zaligheid “alleen voor “een iegelijk die gelooft” (Rom.1:16). We zijn “gerechtvaardigd uit het geloof” (Rom 5:1) en worden “kinderen Gods” alleen” door het geloof in Christus Jezus” ( Gal.3:26).
    Het is natuurlijk zo, dat als we over “geloof” spreken, het niet genoeg is om “te geloven in God” aangezien “de duivelen geloven het ook, en zij sidderen” (Jak.2:19) Als Paulus zegt, “geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden” (Hand16:31), dan bedoelt hij dat we moeten hebben “geloof in Zijn bloed” (Rom 3:25, Ef.2:8 zegt, “want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u. het is Gods gave;”
  5. Ik ben niet gered door goede werken te doen
    Handelingen !6:31 zegt niet, “Geloof en probeer goed te doen en je zal zalig worden”, Het zegt heel simpel “GELOOF….en…..je zult behouden worden”. Redding is “niet uit de werken der rechtvaardigheid die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid” (Tit 3:5). God zegt dat “degen die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid” (Rom.4:5). Er is totaal niets dat wij kunnen doen om God tevreden te stellen. Hij heeft “ons zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade” (2Tim.1:9). Daarom is redding “niet uit de werken, opdat niemand roeme” (Ef.2:9).
  6. Ik ben niet gered door me aan de 10 geboden te houden
    De tien geboden waren slechts een onderdeel van de wet van Mozes, een wet die in totaal 613 geboden omvatte! Toen God deze wetten gaf, gebood Hij dat men “houdt AL Zijn inzettingen” (Ex.15:26, Lev.20:22) en “AL Zijn geboden” (Deut.13:18, 26:18) en Hij sprak een “vloek” uit over “een iegelijk die niet BlIJFT in AL hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen” (Gal.3:10)
    De wet eist 100 % gehoorzaamheid, 100% van de tijd! Dat is ook de reden waarom “wie de gehele wet zou houden, en in één zou struikelen, die is schuldig geworden aan alle. Want die gezegd heeft: Gij zult geen overspel doen, Die heeft ook gezegd: Gij zult niet doden. Indien gij u geen overspel zult doen, maar zult doden, zo zijt gij een overtreder der wet geworden” (Jac.2:10-11).
    Aangezien we ons allemaal aan minimaal één van Gods geboden niet gehouden hebben, weten we dat “de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet” (Gal.2:16) en dat “niemand” door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar” (Gal.3:11). Maar prijs God, “want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zond, de zonde veroordeeld in het vlees” (Rom.8:3)
    En zo lezen we dat “Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, en vloek geworden zijnde voor ons” (Gal. 3:13) en “dat van alles, waarvan gij niet konden gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk die gelooft, gerechtvaardigd wordt” (Hand.13:39).
    WAT GEBEURDE ER MET MIJ TOEN IK GING GELOVEN?
  7. Mijn zonden van het verleden, van nu en in de toekomst zijn vergeven
    Nu je gelooft, heeft God “al uw misdaden u vergevende” (Kol.2:13). De apostel Paulus verklaart dat “God in Christus ulieden vergeven heeft” (Ef.4:32) en dus in Christus “hebben wij de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden” (Ef.1:7; Kol.1:14).
  8. Ik ben gerechtvaardigd in het aangezicht van God
    Het woord “rechtvaardiging” in de Bijbel betekent “rechtvaardig maken”. Gods Woord zegt dat we zijn “om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade door de verlossing die in Christus Jezus is” Rom.3:24) en dat “zijnde nu gerechtvaardigd door Zijn bloed zullen wij door Hem behouden worden van den toorn” (Rom.5:9). Paulus verzekert ons ervan dat we zijn “gerechtvaardigd in den Naam van den Heere Jezus” (1Kor.6:11), en dat “wij gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens” (Tit.3:7).
  9. Het eeuwig en eeuwigdurend leven is aan mij gegeven
    “De genadegift Gods is het eeuwige leven” (Rom,6:23), aangezien “door één rechtvaardigheid komt de genade over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens” (Rom.5:18). Alle mensen die in Christus geloven “zullen ten eeuwigen leven” (1Tim.1:16) en worden “erfgenamen naar de hope des eeuwigen levens” (Tit.3:7).
  10. De Heilige Geest kwam in mij wonen
    Terwijl hij tegen gelovigen spreekt, zegt Paulus dat God “heeft den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten” (Gal.4:6) en dat daarom nu Gods Geest “in ons woont” (2Tim.1:14, Rom.8:9-11). Zijn aanwezigheid in ons is het onderpand dat Hij gegeven heeft an dat ons laat zien dat Hij ook daadwerkelijk serieus is over het verlossen van onze lichamen alsook het verlossen van onze zielen. Paulus verklaart dat de Heilige Geest “het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs Zijner heerlijkheid” (Ef.1:14).
    Deze zegening komt met een morele en geestelijke ‘verplichting’ om een godvruchtig ‘gastheer te zijn voor de Koninklijke Gast’ in ons. De apostel Paulus vroeg de Korinthiérs, die overigens niet op een godvruchtige manier leefden: “Of weet ij niet, dat klieder lichaam een tempel is des Heiligen Geestes, Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? Want gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn” (1Kor.6:19-20)
  11. Ik ben gedoopt in de ware onzichtbare wereldwijde Gemeente, “de Gemeente die Zijn Lichaam is
    Paulus zegt dat wij “in Christus gedoopt zijn” (Rom.6:3). Deze doop heeft niets te doen met water. Het woord “doop” in de Bijbel spreekt over “identificatie” . Christus identificeerde zich als de Messias toen Hij werd gedoopt in water (Joh.1:31-33). Maar later noemde Hij zijn dood een doop (Luk. 12:50) omdat Hij aan dat kruis “met de overtreders is geteld geweest” Jes.53:12, Mar.15:27-28). Hij werd geïdentificeerd met zondaars terwijl Hij hun zonden droeg. Toen God naar Christus keek terwijl Hij aan het kruis op Golgotha hing, zag Hij iet Zijn Zoon. Hij zag ons in onze zonden en stortte Zijn toorn uit over de zonden. Maar nu identificeert onze doop ons met Christus. Als God nu naar ons kijkt, ziet Hij ons niet in onze zonden. Hij ziet Christus in Zijn rechtvaardigheid. 2 Korinthe 5:21 zegt het zo: “Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem”.
    Dus onze doop in Christus is een geestelijke doop: “Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt” (1Kor.12:13). Terwijl God een lichamelijke doop en een lichamelijke besnijdenis vereiste voor Zijn volk Israël, geeft God de leden van het lichaam van Christus nu een geestelijke besnijdenis (Kol.2:11) en een geestelijke doop (Kol.2:12). Deze doop maakt ons “leden van Zijn Lichaam” (Ef.5:30).
  12. Ik kreeg eeuwige zekerheid door Christus
    ” indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw; Hij kan zichzelven niet verloochenen” (2Tim. 2:13), en als leden van Zijn lichaam zijn wij ook leden van Hemzelf. Nu we dus een deel zijn van Zijn lichaam zal ” niets ons kunnen scheiden van de liefde Gods” (Rom.8:39), omdat “Hij die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus” (Fil.1:6). In de Bijbel worden de geestelijke Efeziérs en de zondige Korinthiërs allebei “heiligen” genoemd (1Kor.1:2, Ef.1:1) en tegen allebei wordt gezegd dat ze “verzegeld zijn met de Heilige Geest der belofte” (Ef.1:13. 2Kor,1:22). Onze redding hangt niet af van wat we doen, maar van wat Christus deed op Golgotha.
    HOE MOET IK DE HEERE DIENEN NU IK EENMAAL GELOOF?
  13. Moet ik gedoopt zijn?
    Terwijl veel predikanten “ja” op deze vraag zouden antwoorden, zegt Paulus “nee” Waterdoop was eens een onderdeel van Gods plan voor Zijn volk Israél, maar het is geen onderdeel Van Gods plan voor Zijn mensen vandaag: het Lichaam van Christus.
    Wanneer we in de bijbel lezen over de doop met water, dan gaat het altijd over “tot vergeving van der zonden” (Mark.1:4, Luk.3:3, Hand.2:38). De Heere Jezus heeft zelf gezegd dat “Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden”.
    Maar nadat Israël hun Koning verworpen had, verscheen de Heere aan de apostel Paulus en maakte hem “de apostel der heidenen” (Rom.11:13)
    Deze nieuwe apostel verklaarde dat ” Christus heeft mij niet gezonden om te dopen” (1Kor.1:17) en hij zei “weest mijn navolgers. gelijkerwijs ook ik van Christus” (1Kor.4:16, !!:1).
    Waterdoop is een werk, het is iets wat we kunnen doen en Paulus dringt er juist op aan dat verlossing vandaag is “niet uit de werken der rechtvaardigheid die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte” (Tit.3:5) en dus niet door het ‘afwassen der zonden’ bij de waterdoop.
    Het is de leer van Paulus die ons laat zien dat we geen waterdoop nodig hebben, Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt” (1Kor12:13)
    Deze geestelijke doop vond plaats op het moment dat we gered werden en dat we nu “volmaakt in Hem” (Kol.2:10) zijn, volledig besneden met een geestelijke besnijdenis (Kol.2:11) en volledig gedoopt met een geestelijke doop (Kol.2:13)
    Paulus bevestigt vervolgens dat, ondanks dat er vele verschillende (manieren van) dopen in de bijbel staan (Matt.3:11, 1Korr.10:1-2) er slechts “één doop” is in Gods programma van vandaag (Ef.4:5), uiteraard verwijzend naar onze geestelijke doop in Christus.
    De woorden EEN DOOP laten geen ruimte over voor een toegevoegde waterdoop!
    Tegenwoordig wordt vaak gedacht dat ondanks dat waterdoop ons niet zalig maakt, het wel en getuigenis is van onze redding. Dit wordt ons echter niet geleerd in de schrift.
    Waterdoop vandaag is slechts een slechte getuigenis, omdat het laat zien dat degene die gedoopt wordt, niet begrijpt dat hij/zij volmaakt in Christus is zonder waterdoop.
  14. Begin met het studeren van de bijbel
    De bijbel is Gods woord: “Al de Schrift is van God ingegeven” (2.Tim.3:16-17). Terwijl men de bijbel schreef spraken “de heilige mensen Gods, van den Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken” (2.Petr.1:21).
    De Geest des Heeren heeft door mij gesproken” zegt David over wat hij geschreven heeft, “en Zijn rede is op mijn tong geweest” (2Sam. 23:2).
    Gods woord heeft de kracht om onze wegen te reinigen (Psalm 119:9) zodat we niet tegen Hem zondigen (Psalm 119:11). Het bekrachtigt ons als Christenen (Psalm 119:28) en leidt onze stappen (Psalm 119:105). Het stelt ons voorbeelden voor (1Kor.10:11 en geeft ons hop (Rom.15:4).
    Het is “nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is; Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaakt toegerust” (2 Tim.3:16-17).
    God heeft Zijn Woord verhoogd zelfs boven Zijn eigen naam (Psalm138:2) zodat we met Job zouden zeggen: “De redenen Zijns mond heb ik meer dan het mijn bescheiden deel weggelegd” (Job 23:12).
    We zouden Gods Woord moeten lezen (1Tim.4:13), het moeten overdenken (1Tim.4:15) en het moeten studeren(2Tim.2:15).
    2 Timotheus 2:15 zegt ook dat als we Gods Woord bestuderen, we het ook “recht moeten snijden”. Dit is de sleutel tot het begrijpen van de Bijbel. Terwijl alle Schrift “nuttig” is voor ons om te bestuderen (2Tim.3:16), is het zo dat veel van wat in de Bijbel staat specifieke instructies zijn voor het volk Israél.
    Het Oude Testament in onze Bijbels bevat wetten en geboden voor Israél in het verleden,terwijl de boeken van het nieuwe Testament, degenen die niet geschreven zijn door de apostel Paulus, zijn geschreven in het perspectief van Israél in de toekomst.
    Tenzij we deze instructies voor Israël kunnen onderscheidden van de instructies die aan ons, de heidenen, zijn gegeven door de apostel Paulus (Rom.11:13; 15:16), kan Gods Woord erg verwarrend en nutteloos zijn.
    Een simpel voorbeeld om aan te tonen dat het noodzakelijk is dat we Gods Woord recht snijden, is om te kijken naar de verschillende geboden als het gaat om iets simpels als ons eten/voedsel. God zei tegen Adam dat hij alleen planten kon eten (Gen.1:29), maar later voegt Hij ook vlees toe aan het voedsel van de mens (Gen.9:3).
    Later, onder de wet van Mozes, zegt God tegen Israél om te “onderscheiden tussen het onreine en het reine, en tussen het gedierte dat men eten, en tussen het gedierte dat men niet eten zal” (lev.11:47).
    Maar eeuwen later, wanneer Petrus terecht weigert om onrein vlees te eten, verandert God het eetpatroon van de mens wederom (Hand.10:9-14). Via Paulus legt Hij uit dat “alle schepsel Gods is goed en er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde” (1Tim.4:4).
    Te vergelijken is dat de wet verbood vlees te eten dat geofferd was aan afgoden (Ex.34:14-16), maar Paulus leert ons dat dit geen zonde is voor ons vandaag (1Kor.8:1-13; 10:23-33).
    In de toekomst zal het zo zijn dat het Gods volk Israël weer verboden zal zijn zulks vlees te eten (Openb.2:20).
    Aangezien het onmogelijk is om al deze verschillende geboden te gehoorzamen, is het nodig om vast te stellen welke geboden van God wij tegenwoordig zouden moeten gehoorzamen.
    En aangezien er meerdere kwesties zijn waarin de Bijbel ons verschillende instructies geeft, is het belangrijk om te onthouden dat de geboden van Christus die wij moeten gehoorzamen, ons gegeven worden, door de apostel Paulus (1Kor.14:37, Fil.3:127; 4:9)
    Zoals de 12 apostelen in de Bijbel geassocieerd worden met de 12 stammen van Israél, zo wordt de enige apostel Paulus geassocieerd met het enige lichaam van Christus (Rom.12:4-5; 1Kor.10:17; 12:12, 13:20; Ef.2:16; 4:4; Kol.3:15) Allen in Paulus’ brieven vinden we informatie over “de Gemeente die Zijn Lichaam is” (Ef. 1:22-23) en instructies die specifiek voor ons bedoeld zijn.
    Dit betekent echter niet en is ook geen excuus om de rest van de bijbel te bestuderen, omdat Paulus ons zelf verteld” al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop hebben zouden” (Rom. 15:4).
    Als we Gods Trouw zien naar Zijn volk Israël, dan geeft dat ons hoop dat Hij net zo trouw zal zijn in Zijn aan de gemeente vandaag: het Lichaam van Christus.
  15. Begin met het zoeken van een gemeente
    ” Op elke eersten dag der week” (1Kor. 16:2) zouden christen in een gemeente moeten zitten, “ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalatende”. Terwijl we al lid zijn van de ware gemeente, het Lichaam van Christus, schreef Paulus zijn meeste brieven naar plaatselijke gemeentes (1Kor.1:1; 1Thess.1:1; 2Thess. 1:1) en spreekt steeds opnieuw over de plaatselijke gemeente (Rom. 16:1, 23; 1Kor. 11:18; Fil. 4:15).
    De plaatselijke gemeente is de plaats waar de bijbel wordt gelezen (Kol.4:16) waar de Bijbel wordt geleerd (1Kor.4:17) en waar geestelijke mannen worden aangesteld (Hand.14:23) om Gods Woord te leren aan Zijn mensen(Hand.20:28).
    Het is een plaats waar geestelijke leiders zorgen voor de geestelijke behoeften van Gods mensen (1Tim 3:5) die op hun beurt het werk van de Heere steunen door een financiële bijdrage te leveren (1Kor.16:1-2)
    Het is de plaats waar Gods mensen “den dood des Heeren verkondigen, totdat Hij komt” door de diensten van de plaatselijke gemeente bij te wonen (1Kor.11:23-26)
    Toen de apostel Thomas thuis bleef en dus niet naar de plaatselijk gemeente ging, miste Hij Jezus’ eerste verschijning aan de 12 apostelen na Zijn dood en opstanding (Joh.20:24), dat is ook de reden waarom Thomas twijfelde aan Jezus’ opstanding (vs 25).
    Als het mogelijk is, kies dan en gemeente die het evangelie van behoudenis verkondigt en die Gods Woord, recht gesneden verkondigt!
  16. Begin met bidden
    Terwijl de Bijbel verbiedt om te bidden door veel (ijdele) woorden te gebruiken (Mat.6:7), worden we aan de andere kant juist aangemoedigd om simpel met God te praten in gebed, zoals de Heere Jezus Christus deed in (Joh.171-26.
    God moedigt ons aan “biddende te allen tijde” (Ef.6:18) “in alles” (Fil.4:6) “volhardend in het gebed” Rom.12:12; Kol.4:2) en “bidden zonder ophouden” (1Thess.5:17) wat dus ook betekent nooit ophouden te bidden.
    We zouden moeten bidden voor mensen die nog niet gered zijn “tot hun zaligheid” (Rom.10:1), en voor christenen (Ef.6:18) dat ze niet zullen zondigen (2Kor13:7), We zouden ook moeten bidden voor christenen zodat ze “vervuld mogen worden met de kennis van Zijn wil” (Kol.1:9) en op die manier “staan mogen volmaakt en volkomen in al de wil Gods” (Kol4:12).
    Verder zouden we moeten bidden voor politieke leiders (1Tim2:1) en geestelijke leiders (Romn.15:30-31; 2Kor1:1; Fil.1:19; filemon22) en hun werk (Ef.6:18-19; 2Thess3:1).
    Het is belangrijk om “met verstand te bidden” (1Kor.14:15) om te begrijpen dat het gebed vandaag anders werkt dan dat het deed voor Israël. In het verleden kon Elia bidden om vuur uit de Hemel en God zou zijn gebed verhoren (1Kon18:36-38) maar vandaag da dag zou od dat niet meer doen.
    Vervolgens, in het toekomstige koninkrijk op aarde, heeft de Heere Israël beloofd dat “al wat gij zult begeren in het gebed, gelovende, zult gij ontvangen” (Matt.21:21). Dat komt omdat Israël in het koninkrijk vervuld en gestuurd zal worden door Gods Geest (Ez.36:27) en dus kan vertrouwen op deze geweldige gebedsbelofte.
    Maar vandaag de dag “weten wij niet wat wij bidden zullen” (Rom.8:26). Zonder de ‘controle’ van de Geest zou het een ramp zijn als mensen die niet zouden weten waar ze voor zouden moeten bidden, alles zouden krijgen waarvoor ze zouden bidden!
    Maar terwijl wij niet weten waar we voor moeten bidden, weten we wel dat “alle dingen medewerken ten goede degenen die God lief hebben” (Rom.8:28). Dit wetende zal u ” de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat” (Fil.4:6-7) geven of u nou wel of niet heeft gekregen waar u om heeft gevraagd in uw gebed.
  17. Begin het Evangelie te delen met anderen
    Het woord “evangelie” betekent simpelweg “goed nieuws” en God wil dat iedereen “het evangelie der genade Gods” Hand.20:24) te weten komt. Als christenen zijn wij ” gezanten van Christus” (2Kor.5:20) en als Zijn vertegenwoordigers hier op aarde is het ons voorrecht om mensen tot Hem te brengen. Het is iets natuurlijks om goed nieuws met mensen te delen.Tijdens de belegering van Samaria dachten 4 dodelijk zieke mensen met Lepra dat het leger dat Samaria aanviel, wellicht medelijden met hen zou krijgen en ze eten zou geven. Daarom waagden ze erop in een nacht het leger te bezoeken (2Kon.7:3-5).
    Ze ontdekten dat de Heere het leger zo bang had gemaakt dat het gevlucht was en in hun haast hadden ze al hun voedsel achter gelaten (vs. 5-7) De lepra mensen aten tot ze vol zaten en zeiden toen: “Wij doen niet recht; deze dag is een dag van goede boodschap en wij zwijgen stil……daarom nu, komt laat ons gaan en dit aan het huis des Konings boodschappen” (vs. 9).
    Te vergelijken is de situatie: wanneer je “gesmaakt hebt, dat de Heere goedertieren is” (1Petr.2:3), wil je “het evangelie van behoudenis” (Ef.1:13 delen met anderen.
    Je kunt bang zijn dat je niet in staat bent om vragen te beantwoorden die anderen aan jou stellen. God begrijpt echter dat wij alleen kunnen spreken “hetgeen wij gezien en gehoord hebben” (hand.4:20) van wat wij tot dan toe in de Bijbel hebben gelezen.
    Toen de Heere Jezus Christus een blinde man genas (Joh.9:1-7), stelden de jaloerse religieuze leiders vragen aan de genezen man om Jezus in twijfel te trekken (vs.13_24). Hij antwoordde; “één ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie” (vs.25). Geestelijk gezien kun jij als “nieuwe Christen”, hetzelfde zeggen. Hoe meer je Gods woord bestudeer, hoe meer je in staat zult zijn om “altijd bereid te zijn tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die in u is” (1Petr.3:15).
  18. Begin met het geven van financiële bijdragen voor het werk van de Heere
    Het werk van de bediening gaat door dankzij mannen die er voor kiezen dit werk te doen maar die ook recht hebben op voedsel, drinken en die vrienden en familie moeten onderhouden, net als ieder ander( 1Kor.9;4-10). Het is dus zo, dat je profiteert van de “geestelijke dingen” die ze jou leren, God van jou vraagt om hen te steunen en onderhouden in materiële zaken (vs.11). Hierdoor kunnen zij doorgaan met het dienen van jou door het brengen van Gods woord en ook het verspreiden van Gods Woord naar anderen toe met voldoende middelen om het Evangelie uit te dragen.
    Onder de wet van Mozes, was Israël genoodzaakt om “tienden” te geven. Met andere woorden; één tiende van hun inkomen ging naar de Heere toe om hun priesters te onderhouden (lev.27:30-32; Num 18:24). Tienden geven was iets dat het volk Israël opgelegd was en ze “beroofden” God als ze dit niet deden (Mal.3:8-9).
    Aangezien God Israël zegende als het Hem gehoorzaamde en vervloekte als het Hem niet gehoorzaamde, daagde God Israël uit om “al de tienden in het schathuis te brengen, opdat er spijze zij in Mijn huis; en BEPROEFT MIJ nu daarin, zegt de Heere der Heerscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensters des hemels en u zegen afgieten”(Mal.3:10).
    Maar aangezien we onder de genade leven, heeft God reeds de vensters van de hemel opengezet en ons gezegend met ” alle geestelijke zegening in de hemel in Christus” (Ef.1:3), Paulus daagde de Korinthiérs uit om “de oprechtheid uwer liefde” te beproeven (2Kor.8:8) door hem financieel te ondersteunen. Zie je het verschil?
    . God zei tegen Israël dat ze Hem moesten testen met hun gehoorzaamheid zodat Hij ze kon zegenen.. Vandaag de dag test God ONS door ons van tevoren al te zegenen en om ons vervolgens in staat te stellen Hem te gehoorzamen.
    In tegenstelling tot Israël zijn we niet genoodzaakt/verplicht om te geven (2Kor.9:7), ons is niet opgedragen om tienden te geven. Wij mogen een gave geven (1Kor.16:2). Sommigen kunnen zich niet veroorloven tienden te geven, sommigen kunnen zich juist veel meer dan 10% veroorloven maar alles wat we geven, moet voortkomen uit een blijmoedig hart uit dankbaarheid voor alles wat Hij voor ons heeft gedaan aan het kruis in Christus.
    Ondanks dat er veel christelijke gelegenheden zijn die onze steun waardig zijn, wil God “dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen” (1Tim.2:3-4) en “allen te verlichten, dat zij mogen verstaan welke de gemeenschap der verborgenheid is” (ef.3:9).
    Dus is het zo dat we ervoor moeten zorgen dat we financieel gezien zorg moeten dragen voor alléén gemeentes en organisaties die het Evangelie verkondigen en het Woord der Waarheid recht snijden (2Tim.2:15).
    Hoe ga ik om met zonde nu ik eenmaal geloof?
    Niet met behulp van de wet (de 10 geboden)
    Omdat we gered zijn door genade uit het geloof zonder de wet (Rom3:28) is het logisch te veronderstellen dat we de Tien Geboden wel nodig hebben om zo goed mogelijk te leven. Toch is dit niet het doel van de wet.
    “….den rechtvaardige is de wet niet gezet” (1Tim.1:9). De wet is dus niet voor de rechtvaardige, maar voor de ongelovigen (vs.9:10) om ze “de kennis der zonde” (Rom.3:20) te geven en ze bewust te maken van het feit dat ze zondaars zijn en een Verlosser nodig hebben.
    De wet bereikt dit door de zonde erger te maken. Omdat mensen van nature zondaars zijn, willen ze vaak doen wat ze juist niet zouden moeten doen. Borden bv waarop staat: “niet aanraken, pas geverfd” lokken juist een overtreding uit.
    Daarom zegt Paulus “de kracht der zonde is de wet” (1Kor.15:56). De wet geeft juist beweging tot zonde (Rom.7:5) en laat de zonde herleven (Rom.7:9). God heeft de wet niet gegeven om de zonde beter te maken, maar juist om het erger te maken: “de zonde bovenmate werd zondigende door het gebod” (Rom.7:13).
    Waarom zou God de zonde erger willen maken? Om ongelovigen te laten zien dat ze een verlosser nodig hebben: “de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus” (Gal.3:24).
    De Heere waarschuwde de religieuze leiders voor Zijn dag: “de tollenaars en de hoeren zullen u voorgaan in het Koninkrijk Gods”(Matt.21:31) aangezien de tollenaars en de hoeren wisten dat ze een verlosser nodig hadden, in tegenstelling tot de religieuze leiders die dachten dat ze goed genoeg waren en dat ze door hun werken gered konden worden.
    Mij is wel eens verteld dat het gevaarlijk is om naast een mega snelweg te lopen, want bestuurders zullen je dan zien en je stuurt richting hetgeen waar je naartoe kijkt. Zo is het ook met de zonde. De manier om van de zonde WEG te sturen, is niet door te focussen op een wet die het veroordeelt, maar te focussen op geestelijke dingen, zodat we juist die kant opsturen.
    Dit is zo belangrijk dat Paulus zelfs zover gaat door ons uit te dagen door “alle gedachte gevangen te leiden tot de gehoorzaamheid van Christus” (2Kor.10:5).
    Als we dit in gedachten hebben, dan is het een klein wonder dat Gal.5:16) zegt: “Wandelt door den Geest en volbrengt de begeerlijkheden des vleses niet” Let op; Paulus zegt NIET dat als we eenmaal door de Geest wandelen, we ook de lusten van het vlees niet meer zullen hebben. Hij zegt alleen dat we de lusten van het vlees niet meer zullen opbrengen aangezien we in de Geest wandelen.
    Verban de zonde uit je leven
    Als je leert om in de Geest te wandelen, dan gebeurt er iets geweldigs: je zult merken dat je steeds minder tijd hebt voor zonde. Als Paulus zegt: “Geeft de duivel geen plaats” (Ef.4:27), dan bedoelt hij dat we satan geen ruimte/plaats moeten geven in onze levens.
    In het kort, de weg om de zonde uit je leven te bannen, is door je leven te vullen met dingen van de Heere. Zelfs satan ken NIETS toevoegen aan een leven dat al is vervuld met dingen van de Heere.
    Dit principe van genade zal werken, daar waar de wet faalt. De wet zegt: ” Gij zult geen valse getuigenis spreken” (ex.20:16), maar verteld leugenaars niet hoe ze moeten stoppen met liegen. Maar Paulus zegt: “Daarom legt af de leugen, en spreekt de waarheid, en iegelijk met zijn naaste” (Ef.4:25).
    De manier om om te gaan met leugen is door je te focussen op het vertellen van de waarheid. De wet zegt ook: “Gij zult niet stelen” (ex.20:15), maar biedt gen advies aan dieven hoe ze moeten stoppen met stelen.
    Maar genade voorziet het gebod van victorie als het zegt: “Die gestolen heeft stele niet meer, maar arbeidde liever, wekende dat goed is met de handen, opdat hij hebben mede te delen degenen, die nood heeft” (Ef.4:8).
    De manier om te stoppen met stelen van andere is om te beginnen met werken en het geven aan andere.
    Wandel waardiglijk zoals God jou heeft gemaakt in Christus
    Paulus noemt de christenen “heiligen” (Ef.1:1) en smeekt ons vervolgens om “waardiglijk te wandelen” naar deze hoge en heilige benoeming/roeping (Ef.4:1). Hij leert ons dat “Christus in ulieden is” (Rom.8:10), bidt vervolgens “dat gij moogt wandelen waardiglijk den Heere” (Kol.1:10) die in u is.
    Hij verteld ons dat we “geheiligd zijn in Christus” (1Kor.1:2) maar staat er later op dat “een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer” (1Tess.4:4).
    Hij stelt vast dat we “heilig” zijn in Gods ogen (1Thess.5:27)) en daagt ons vervolgens uit om “de heiligmaking te voleindigen” (2Kor.7:1). God heeft ons “verheerlijkt” door ons en deel te maken van “het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde” (Kol.1:13) en vraagt ons nu dat we “wandelen waardiglijk Gode, Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid” (1Thess. 2:12).
    Leef zoals God jou ziet
    Paulus leert ons, dat wij in de ogen van God “dood voor de zonde” (Rom.6:2) zijn. Vervolgens aagt hij ons uit om “het daarvoor te houden, dat wij der zonde dood zijn” (vs.11).
    Hij gebruikt de term “zuurdesem” (1Korr.5:8) als beeldspraak van zonde en “slechtheid”. Hij instrueert ons: “Zuivert dan den oude zuurdesem uit……gelijk gij ongezuurd zijt” (vs.7)
    Om kort te gaan: genade leert ons simpelweg om te beseffen wie we zijn in Christus en vervolgens ook de heilige mens te zijn zoals God ons gemaakt heeft.
    Zorg dat je wandel overeenkomt met je positie
    Als gelovige is er vaak een verschil tussen de positie in Christus en de wandel in Christus. Onze positie voor God is een zondeloze perfectie, maar wie kan ontkennen dat onze dagelijkse wandel veel minder perfect is?
    Wij staan voor God “begenadigd in den Geliefde” (Ef.1:6) en we zouden onze levens moeten leven op een manier die we “beproevende wat de Heere welbehaaglijk is” (Ef.5:10).
    Toen wij gingen geloven, werden wij “Rechtvaardigheid Gods in Hem” (2Korr.5:21 en nu roept Gods ons op om “rechtvaardiglijk en Godzaliglijk te leven in deze tegenwoordige wereld” (2Tit.2:123).
    Gelovigen die dit nalaten, “staan tegen” (2Tim.2:25) Met andere woorden: ze leven in tegenstelling tot wie ze zijn in Christus. Soms zeggen we wel eens van iemand die we goed kennen: “Hij is niet zichzelf vandaag.”
    We bedoelen hiermee dat iemand zich niet gedraagt zoals hij/zij is (persoonlijkheid). Zo is het ook met een gelovige. Als een gelovige zondigt, gedraagt hij zich niet in overeenstemming met hoe God hem gemaakt heeft in Christus.
    Wat te doen als je zondigt
    Natuurlijk is het onvermijdelijk dat je zondigt als een gelovige en de Heilige Geest “bedroeft” die jou heeft verzegeld voor eeuwig (Ef.4:30). Als dit gebeurt, hoef je niet opnieuw Christus aan te nemen als je verlosser en opnieuw gered te worden.
    Ook hoef je God om nog meer vergeving te vragen. In de brieven van Paulus aan de gemeenten, schrijft Paulus over het onderwerp vergeving altijd in de voltooid verleden tijd. Voor de Christen is de vergeving een “gedane zaak”, een afgerond geheel.
    Vergeving van al je zonden, van toen, van nu en die je nog gaat doen, was iets dat je kreeg op het moment dat je ging geloven.
    Vragen om meer vergeving, betekent in feite om nog meer redding en verlossing. Je kunt je ongelukkig voelen als je de Heilige Geest bedroefd hebt als je gezondigd hebt, en je zou dit zelfs uit kunnen drukken in je gebed, maar je hebt géén vergeving meer nodig.
    Als je ontdekt dat je gezondigd hebt, zou je God ijst moeten danken voor Zijn genade en zou je moeten vaststellen dat je niet doorgaat met het ongehoorzaam zijn aan het Woord van God.
    HOE GA IK OM MET TEGENSLAG EN LEED NU IK EENMAAL GELOOF?
    Besef dat we gered zijn van zonde, niet van lijden
    Toen Adam zondigde, deed de dood zijn intrede in de wereld (Rom.5:12). Sindsdien maken pijn en ziekte deel uit van menselijke levens. Paulus zegt: “Wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe”.
    En we weten dat christenen niet vrijgesteld zijn van lijden, omdat Paulus toevoegt: “En niet alleen dit, maar ook wij zelve, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelve, zeg ik, zuchten in onszelven”. (rom.8:23).
    Tegenslagen maken ook deel uit van het christelijke leven, anders zou Paulus ons dit niet aanmanen: “…..uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt.” (2Thess.1:4).
    Twijfel niet aan de liefde van God
    Als we ziek of gewond zijn, als we pijn hebben,als we een emotioneel trauma beleven of als we financieel “gewond” zijn,dan is de tendens om te twijfelen aan de liefde van God.
    “Als God van me houdt,waarom ben ik dan ziek?”of ” Als God van me houdt…waarom overkomt me dit dan?”. Gods antwoord is te vinden in Rom.5:8: “maar God bevestigt zijn liefde jegens ons,dat christus voor ons gestorven is,als wij nog zondaars waren.”
    Om Gods liefde vast te stellen,moeten we niet naar de omstandigheden in ons leven kijken,maar naar het kruis.Op Golgotha bewees hij zijn liefde voor ons toen hij ons redde van onze zonden en de straf van de hel.Na Golgotha,kan zijn liefde voor ons NOOIT in twijfel getrokken worden.
    Leer de waarde van tegenslagen in dit leven
    Op een dag zal “de zalige hoop” van de opname (tit.2:13) een einde maken aan al onze problemen en daarom “roemen wij in de hoop der heerlijkheid Gods” (Rom.5:2).
    Maar tegelijkertijd zegt Paulus dat “wij roemen ook in de verdrukkingen,wetende dat de verdrukking lijdzaam werkt en de lijdzaamheid bevinding,en de bevinding hoop” (rom.5:3,4).
    We kunnen roemen in de verdrukking omdat we weten dat het ons ten goede werkt en niet tegen ons werkt.Het bezorgt ons wenselijke kwaliteiten in het leven en beloningen in het volgende leven.
    Leer de waarde van tegenslagen in het volgende leven
    Verdrukking werkt niet alleen dingen ten goede uit in het leven hier op aarde,maar ook in het volgende leven.”Want ons lichte verdrukking,die zeer haast voorbijgaat,werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid” (2 Kor.4:17) zegt Paulus.
    Hij zegt dit omdat terwijl God ons thuis bij hem had kunnen halen op het moment dat we geloofden, hij ervoor koos ons hier op aarde te laten om hem te dienen.Maar omdat hier blijven ons blootstelt aan ziekte,ontberingen en hartzeer,heeft God beloofd ons te belonen voor het lijden dat we ondergaan.
    Als er gevraagd zou worden HOE hoog we beloond worden,dan volstaat het om te zeggen: “het lijden des tegenwoordigen tijds is niet te waarderen tegen de heerlijkheid,die aan ons zal geopenbaard worden” (Rom.8:18).
    God belooft hier om alle smart,die we hier ondergaan als “ambassadeurs van Christus” (2 Kor.5:20) vrijgevig te belonen.
     HOE GA IK OM MET TEGENSLAG EN LEED NU IK EENMAAL GELOOF?
    Besef dat we gered zijn van zonde, niet van lijden
    Toen Adam zondigde, deed de dood zijn intrede in de wereld (Rom.5:12). Sindsdien maken pijn en ziekte deel uit van menselijke levens. Paulus zegt: “Wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe”.
    En we weten dat christenen niet vrijgesteld zijn van lijden, omdat Paulus toevoegt: “En niet alleen dit, maar ook wij zelve, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelve, zeg ik, zuchten in onszelven”. (rom.8:23).
    Tegenslagen maken ook deel uit van het christelijke leven, anders zou Paulus ons dit niet aanmanen: “…..uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt.” (2Thess.1:4).
    Twijfel niet aan de liefde van God
    Als we ziek of gewond zijn, als we pijn hebben,als we een emotioneel trauma beleven of als we financieel “gewond” zijn,dan is de tendens om te twijfelen aan de liefde van God.
    “Als God van me houdt,waarom ben ik dan ziek?”of ” Als God van me houdt…waarom overkomt me dit dan?”. Gods antwoord is te vinden in Rom.5:8: “maar God bevestigt zijn liefde jegens ons,dat christus voor ons gestorven is,als wij nog zondaars waren.”
    Om Gods liefde vast te stellen,moeten we niet naar de omstandigheden in ons leven kijken,maar naar het kruis.Op Golgotha bewees hij zijn liefde voor ons toen hij ons redde van onze zonden en de straf van de hel.Na Golgotha,kan zijn liefde voor ons NOOIT in twijfel getrokken worden.
    Leer de waarde van tegenslagen in dit leven
    Op een dag zal “de zalige hoop” van de opname (tit.2:13) een einde maken aan al onze problemen en daarom “roemen wij in de hoop der heerlijkheid Gods” (Rom.5:2).
    Maar tegelijkertijd zegt Paulus dat “wij roemen ook in de verdrukkingen,wetende dat de verdrukking lijdzaam werkt en de lijdzaamheid bevinding,en de bevinding hoop” (rom.5:3,4).
    We kunnen roemen in de verdrukking omdat we weten dat het ons ten goede werkt en niet tegen ons werkt.Het bezorgt ons wenselijke kwaliteiten in het leven en beloningen in het volgende leven.
    Leer de waarde van tegenslagen in het volgende leven
    Verdrukking werkt niet alleen dingen ten goede uit in het leven hier op aarde,maar ook in het volgende leven.”Want ons lichte verdrukking,die zeer haast voorbijgaat,werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid” (2 Kor.4:17) zegt Paulus.
    Hij zegt dit omdat terwijl God ons thuis bij hem had kunnen halen op het moment dat we geloofden, hij ervoor koos ons hier op aarde te laten om hem te dienen.Maar omdat hier blijven ons blootstelt aan ziekte,ontberingen en hartzeer,heeft God beloofd ons te belonen voor het lijden dat we ondergaan.
    Als er gevraagd zou worden HOE hoog we beloond worden,dan volstaat het om te zeggen: “het lijden des tegenwoordigen tijds is niet te waarderen tegen de heerlijkheid,die aan ons zal geopenbaard worden” (Rom.8:18).
    God belooft hier om alle smart,die we hier ondergaan als “ambassadeurs van Christus” (2 Kor.5:20) vrijgevig te belonen.
    WAT HOUDT DE TOEKOMST IN VOOR MIJ, NU IK EENMAAL GELOOF?
  19. Dood brengt je in de aanwezigheid van God
    Als we doodgaan,keert ons lichaam terug naar de aarde,maar onze ziel en onze geest verlaten ons lichaam (Gen.35:18) en “keren weder tot God” (Pred.12:7). Paulus vertelt ons dat “uit het lichaam te wonen” is “bij den Heere in te wonen” (2 kor.5:8).
    We hoeven niet bang te zijn voor de dood,omdat hij ons ook vertelt dat “met Christus te zijn: dat is zeer verre het beste” (Fil.1:23).
    Maar de mens is geschapen om een drie-eenheid te zijn van “geest en ziel en lichaam” (Thess.5:23). Dit is het kleinste stukje van wat Genesis 1:26 bedoelt,toen de leden van de heilige drie eenheid tegen elkaar zeiden:”laat ONS mensen maken naar ONS beeld,naar ONZE gelijkenis”.
    Dood scheidt onze ziel en onze geest van ons lichaam,maar God staat ons niet toe om voor eeuwig in dit “gespleten stadium” te blijven.
    en zo lezen we dat als de Heerre terug zal komen bij de opname “alzo zal ook God degene die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem” (1 Thess.4:14).
    De Heere zal terug komen met de zielen van degene die gestorven zijn in Christus om ze te herenigen met hun lichamen.Deze dode en vervallen lichamen zullen natuurlijk “veranderd” (1 Kor.15:52) en “gelijkvormig aan zijn heerlijk lichaam” (Fil.3:21) moeten worden, voordat ze naar de hemel kunnen gaan.
    Dit zal gebeuren in “een punt des tijds,in een ogenblik” (1 Kor.15:52).
  20. Je mag uitzien naar de opname
    ” Want de Heerre Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van de hemel” (1 Thes.4:16) ” en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan. Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, de Heerre tegemoet; en alzo zullen wij altijd met den Heerre wezen” (vs 16,17).
    Het is duidelijk dat dode en vervallen lichamen veranderd moeten worden, voordat ze het Hemels Koninkrijk binnen kunnen gaan. Maar degenen die “levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren” (1Thess.4:15) moeten ook onveranderd worden, aangezien “vlees en bloed het Koninkrijk Gods niet beërven kunnen”(1 Kor.15:50).
    Dus Paulus zegt over ALLE gelovigen bij de opname dat de Heerre “ons vernederd lichaam veranderen zal,opdat hetzelfde gelijkvormig worden aan zijn heerlijke lichaam” (Fil.3:21).
    Onze lichamen zullen gelijkvormig worden aan het lichaam waar hij in leefde hier op aarde,in de 40 dagen na zijn opstanding en voor zijn hemelvaart (Hand.1:1-3).
    Dit gezegende lichaam was herkenbaar voor zijn vrienden en geliefden (1 Kor.15:3-7) en kon zelfs omhelsd worden (Matt.28:9). Toch kon het ook opstaan uit een massieve stenen graftombe en kon het door gesloten deuren lopen (Joh.20:19). Dat is het lichaam dat iedere gelovige te wachten staat.
  21. Je moet verschijnen voor de Rechterstoel van Christus
    Na de opname, “moeten wij leen geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus” (2Kor.5:10). Deze rechterstoel stelt niet vast of we naar de hel of de hemel gaan- dat is iets dat in DIT leven vastgesteld moet worden door het vertrouwen op Christus te stellen.
    Nee, het doel van deze rechterstoel is om beloningen te schenken aan de gelovigen voor hun dienst voor de Heerre.
    Deze “beoordeling” in Romeinen 14:10 wordt soms “bemastoel” – beoordeling genoemd.Dit komt, omdat het originele Nieuwe Testament geschreven was in het Grieks en het Griekse woord voor beoordeling in Romeinen 14:10 is “bema”. Dit woord werd gebruikt in de oude atletische competities, waar “oordeel” de 1e, 2e en 3e plaats vaststelde, niet schuld of onschuld.
    Deze beloningen (1Kor.3:8) worden soms kronen (1Kor.9:25. 2Tim.4:8) genoemd. omdat ze de mate vaststellen in hoeverre we zullen heersen en regeren met de Heerre Jezus Christus in de eeuwige heerlijkheid (2Tim.2:12). Paulus moedigt ons aan om onze levens zo te leven om deze beloning te “verkrijgen” (2Kor.9:24).
    CONCLUSIE
    Zoals je ziet zijn er, nu je eenmaal bent gaan geloven, veel dingen met je gebeurd in het geestelijke rijk. Het is ons gebed dat deze artikelen je zullen helpen om deze realiteiten waar, substantief en doeltreffend te maken in je leven.
    God heeft je totaal/volmaakt toegerust om om te gaan met de zonde en met tegenslagen in je leven en bovendien ligt er een prachtige toekomst in het vooruitzicht, eeuwig gesproken.
    Moge God je zegenen als je poogt: ” de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden opwassen in Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus” (Efeze.4:15).