In christelijke kringen wordt nogal eens gezegd, dat je moet strijden tegen de zonde. Dit wordt dan geciteerd uit Hebreeën 12, waar staat:
U hebt nog niet tot bloedens toe weerstand geboden in uw strijd tegen de zonde (Hebreeën 12:4).
Er wordt dan gesteld dat de gelovige tot bloedens toe moet strijden tegen zijn dagelijkse fouten. In vroegere tijden waren er mensen die zichzelf ook letterlijk tot bloedens toe sloegen met zweepjes of ander materiaal. Deze tekst wordt dan los van het gedeelte waarbinnen dit geschreven staat geciteerd. Dit kan dan leiden tot een verkeerde interpretatie van dit tekstgedeelte.
Om een goed beeld te krijgen van de betekenis van deze woorden, moeten wij terug gaan naar hoofdstuk 11 en de eerste 3 verzen in hoofdstuk 12.
In Hebreeën 11 wordt gesproken over de geloofsgetuigen.
Mozes:
Door het geloof heeft hij Egypte verlaten zonder bevreesd te zijn voor de toorn van de koning. Want hij bleef standvastig, als zag hij de Onzichtbare (Hebreeën 11:27).
Rachab:
Door het geloof is Rachab, de hoer, niet omgekomen met de ongehoorzamen, omdat zij de verkenners met vrede had ontvangen (Hebreeën 11:31).
Andere gelovigen:
Vrouwen hebben hun doden terug gekregen door opstanding uit de dood. Maar anderen zijn gefolterd en namen de aangeboden verlossing1) niet aan, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden.
En weer anderen hebben spot en geselslagen verdragen, ja zelfs boeien en gevangenis.
Zij zijn gestenigd, in stukken gezaagd, in verzoeking gebracht, met het zwaard ter dood gebracht. Zij hebben rondgelopen in schapenvachten en geitenvellen. Zij leden gebrek, werden verdrukt en mishandeld.
De wereld was hen niet waard. Zij dwaalden rond in afgelegen plaatsen en verbleven op bergen, in grotten en in holen in de aarde (Hebreeën 11:35-38).
1)anderen vertalen met ‘bevrijding’
Bij Mozes gaat het om standvastigheid. Bij Rachab wordt gesproken over gehoorzaamheid, omdat zij de verkenners met vrede had ontvangen. En in dit laatste gedeelte wordt gesproken over standvastigheid, omdat een betere opstanding meer waard was dan de wereld en aardse verdrukkingen.
Hierna begint in hoofdstuk 12 een oproep aan ons, die gelovig zijn.
Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo’n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, (Hebreeën 12:1).
Het gaat hier om de zonde, die ons verstrikken kan. Dus zonde, waardoor wij in een strik terecht komen. Hierna wordt ons geadviseerd om ons oog gericht te houden op Jezus:
terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechter hand van de troon van God. Want let toch scherp op Hem Die zo’n tegenspraak van de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet verzwakt en bezwijkt in uw zielen (Hebreeën 12:2-3).
De Heere Jezus hield stand en was gehoorzaam zoals Filippenzen 2 zegt:
Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood (Filippenzen 2:5-8).
Het gaat in vers 4 van Hebreeën 12 niet om de dagelijkse fouten die wij maken, maar om de zonde, die er toe leidt dat wij het geloof in Jezus Christus de rug toe keren. De strijd tegen de zonde komt tot uitdrukking in de volharding in het geloven. Wij zouden met volharding de wedstrijd lopen die voor ons ligt (Hebreeën 12:1b) en we hebben volharding nodig om de wil van God te doen en te ontvangen wat beloofd is:
Want u hebt volharding nodig, opdat u, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen (Hebreeën 10:36).
Hierin waren de geloofsgetuigen voor ons een voorbeeld. De vermaning die God ons hier geeft, zouden wij niet vergeten. Hij voedt ons op, bestraft ons en Hij onderwijst ons.
En u bent de vermaning1) vergeten waarmee u als kinderen2) wordt aangesproken: Mijn zoon, acht de bestraffing3) van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen wordt (Hebreeën 12:5).
- Vermaning is de vertaling van het woord παρακλησις (para’klesis). Dit betekent vermaning, aansporing, bemoediging of vertroosting (παρακλητος – pa’rakletos = de Trooster).
- kinderen is de vertaling van het woord υιος (hui’os), dat ‘zoon’ betekent.
- Bestraffing is de vertaling van het woord παιδεια (pai’deia). Dit betekent zoveel als ‘opvoeden’, ‘onderwijzen’, ‘bestraffen’.
Wij worden opgeroepen om standvastig te zijn en niet te bezwijken door de verdrukkingen van deze wereld. Dit hoort bij onze opvoeding als zonen van God. Tot bloedens toe strijden tegen de zonde wil zeggen dat wij ons niet laten meeslepen met deze wereld, maar juist om staande te blijven in het geloof, ook al worden wij verdrukt, beschimpt, belachelijk gemaakt, in elkaar geslagen, eventueel tot bloedens toe.
Paulus was bekend met deze strijd en hij had het geloof behouden. Hij schrijft aan Timotheüs:
Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden. Verder is voor mij weggelegd de krans van de rechtvaardigheid die de Heere, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal. En niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad (2 Timotheüs 4:7).
Ik wil eindigen met een bemoediging van Paulus:
Wees standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de Heere, in de wetenschap dat uw inspanning niet tevergeefs is in de Heere (1 Korinthe 15:58).