Op een jonge christen die bleef klagen over zijn mislukkingen en gebrek aan geestelijke groei, en zich afvroeg hoe God hem kon liefhebben, reageerde een meer volwassen gelovige in wezen als volgt:
“Als ik hier wegga en naar mijn huis terugkeer, zal ik mijn kleine meisje ophalen en op mijn knie leggen. Moe als ik ben, zal ik haar op mijn knie laten bungelen en op de een of andere manier, als ik in dat lieve gezicht en die mooie blauwe ogen kijk, zal ik me snel uitgerust en verfrist voelen.
‘Dit is in zekere zin vreemd, want ze houdt niet van mij. Ze weet niet eens wat liefde is.

“Ze waardeert mijn problemen niet en heeft geen medelijden met mij. Mijn hart kan belast zijn met verdriet of vol angst, en mijn geest gekweld door moeilijke problemen, maar zij weet het niet eens en het kan haar niets schelen. Ze blijft maar gorgelen en giechelen om de aandacht die ik haar geef.
‘Ze draagt geen cent bij aan de behoeften van ons gezin; inderdaad, ze kost me veel geld en dat zal nog jaren zo blijven. Toch houd ik meer van dat kind dan ik kan zeggen. Er is geen offer dat ik niet voor haar zou brengen; geen goed ding dat ik haar niet graag zou geven.
DAT IS GENADE VAN GOD JEGENS ONS ZIJN KINDEREN. Het hangt niet af van onze trouw aan Hem of onze waardering voor zijn liefde voor ons. Hij houdt van ons met een onuitsprekelijke liefde en blijft ons overladen met “de rijkdommen van Zijn genade”, simpelweg omdat wij Zijn kinderen zijn in Christus, de Geliefde. En vreemd genoeg blijkt juist dit feit niet onze grootste drijfveer te zijn om onszelf aan Hem te geven in liefdevolle dienst en opoffering terwijl we groeien in genade?