Is de God van de Islam de God van de Bijbel

“Is de God van de islam de God van de bijbel?”
Er zijn talloze manieren om aan te tonen dat de god van de islam niet de God van de Bijbel is, maar aangezien er twee religies zijn die uit de Bijbel komen, het jodendom en het christendom, laten we eens kijken naar twee verzen die aantonen dat de god van de islam verschilt van de God van beide bijbelse religies.

Bedenk allereerst dat de Heer tegen de Samaritaanse vrouw zei: “Gij aanbidt, gij weet niet wat” (Johannes 4:22). Er was in die tijd geen geloof op de planeet dat meer op het judaïsme leek dan de religie die door de Samaritanen werd beoefend. Er waren talloze overeenkomsten tussen de twee geloven, en toch was het de bewering van de Heer dat de Samaritanen niet wisten wat ze aanbaden, evenmin als de heidenen die “DE ONBEKENDE GOD” aanbaden in Athene (Handelingen 17:23). Dit gaf aan dat ze naar zijn mening niet dezelfde God aanbaden. Gezien de talloze verschillen tussen de islam en het jodendom is het dus moeilijk in te zien hoe men kan zeggen dat moslims de God van het jodendom aanbidden.

Hieraan moet het getuigenis van de apostel Paulus worden toegevoegd, die verklaarde dat “de dingen die de heidenen offeren, zij offeren aan duivels en niet aan God” (1 Kor. 10:20). Uit deze woorden lijkt het duidelijk dat de goden van de verschillende religies van de heidenen niet de God waren van het christelijk geloof dat God hem gebruikte om hier op aarde te vestigen (1 Kor. 3:10). Dit is vooral zo als we bedenken dat Paulus Deuteronomium 32:16,17 citeerde, waar Mozes de goden van de heidense naties “vreemde goden… en duivels… nieuwe goden die nieuw opkwamen” noemde.

In het licht van deze twee verzen die laten zien dat de god van de islam niet de God van een van de twee geloven van de Bijbel is, is het zeker dat de god van de islam niet de God van de Bijbel is. Het is nog steeds waar dat “wie de Zoon niet eert, de Vader niet eert” (Johannes 5:23), en “wie de Zoon loochent, die heeft de Vader niet” (1 Johannes 2:23). Van geen enkel geloof dat ontkent dat de Heer Jezus Christus de Zoon van God is die stierf om voor de zonden van alle mensen te betalen, kan worden gezegd dat het de God van de Bijbel aanbidt.
www.kiesdejuisteweg.nl

Gods doel in de hindernis van Satan

“Daarom zouden wij, ook ik Paulus, keer op keer tot u zijn gekomen, maar Satan heeft ons belemmerd”
(1 Thessalonicenzen 2:18).

God heeft een plan voor ieder van ons leven, een plan dat voor ons welzijn en Zijn glorie is. We moeten echter niet vergeten dat Satan ook een plan heeft voor het leven van de gelovige. Zijn bedoelingen zijn om onze levens en ons getuigenis voor Christus te vernietigen door zonde, valse overtuigingen en slechte beslissingen. Paulus’ vermelding van “de listen van de duivel” in Efeziërs 6:11 leert ons dat Satan strategieën, methoden en plannen heeft om ons te laten vallen of weg te rennen in de geestelijke strijd. Satan kan uw redding niet wegnemen (Kol. 3:3), maar hij kan wel uw getuigenis vernietigen. Net als een dief kan hij u ook beroven van uw vreugde in Christus en uw zekerheid van verlossing.

Nadat Paulus de kerk in Thessaloniki had gesticht, had hij ‘keer op keer’ geprobeerd opnieuw contact met hen op te nemen en hen te bezoeken, maar dat was niet gelukt. De reden, zo schreef Paulus, was dat “Satan ons hinderde.” Het Griekse woord voor ‘gehinderd’ wordt gebruikt om een ​​weg onbegaanbaar te maken. In de context van atletiek betekende dit dat iemand tijdens een race werd afgesneden. In militaire context verwees het naar het graven van een loopgraaf voor een oprukkend leger om de voortgang van de vijand te voorkomen. Satan doet hetzelfde in ons christelijke leven: hij blokkeert het pad, snijdt ons midden in de pas af om ons te laten struikelen, of belemmert onze geestelijke vooruitgang.

We weten niet specifiek wat Satan deed om Paulus ervan te weerhouden terug te gaan naar Thessaloniki, maar we weten wel dat Paulus de belemmering aan Satan zelf toeschreef. We zien nu echter hoe zelfs Satans hindernis deel uitmaakte van Gods voorzienigheid voor het leven van Paulus. God liet Satans tegenstand toe en gebruikte het, en bracht het goede uit deze wegversperring, die Paulus als slecht beschouwde. Net als Hij deed met het kruis, verwezenlijkte God Zijn eigen doeleinden, waarbij hij de duivel gebruikte om dat te doen.

Het gevolg van het onvermogen van Paulus om naar Thessaloniki te gaan was het schrijven van een brief, een brief die onderdeel werd van onze Bijbel. Deze brief heeft op zijn beurt geresulteerd in heerlijkheid aan God en de afgelopen 2000 jaar hebben onnoemelijke menigten geprofiteerd van de eerste brief van Paulus aan de Thessalonicenzen en zijn gezegend door de goddelijke waarheden ervan – onze gezegende hoop op de Opname (4: 13-18), om er maar één te noemen. Omdat Paulus in zijn leven met een satanische wegversperring te maken kreeg, hebben we 1 Tessalonicenzen. We doen er goed aan dit te onthouden elke keer dat we in het leven een geblokkeerde weg of barrière tegenkomen die we als slecht ervaren, omdat God kan werken om er iets goeds uit te halen voor Zijn glorie en onze zegen.

Vrede met God

“Vrede met God” is één ding; “de vrede van God” is een andere. Om van het laatste te genieten, moeten we eerst het eerste ervaren, want de vrede van God, die in ons hart heerst, is het resultaat van “vrede met God, door onze Heer Jezus Christus.”

De apostel Paulus verklaarde door goddelijke inspiratie dat ” Welke overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.” en dat “daarom, gerechtvaardigd door het geloof”, wij, die ooit in vijandschap met God waren, “vrede mogen genieten”. met God door onze Heer Jezus Christus” (Rom. 4:25; 5:1). Het resultaat van “vrede met God” is “de vrede van God”, de vrede die Hij aan de Zijnen geeft te midden van alle problemen van het leven. Dit is de reden waarom de apostel aan de Romeinse christenen schreef:

“De God nu der hoop vervulle ulieden met alle blijdschap en vrede in het geloven” (Rom. 15:13).

De God nu der hoop vervulle ulieden met alle blijdschap en vrede in het geloven,

Hoewel alleen degenen die in vrede met God zijn, “de vrede van God” kunnen en zouden moeten kennen, volgt hieruit echter niet dat al degenen die in vrede met God zijn, noodzakelijkerwijs “de vrede van God” genieten. Gelovigen kunnen alleen genieten van „de vrede van God” als zij Phil. 4:6:

“ Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God;.”

Als we deze instructies opvolgen, zal de belofte die volgt zeker worden vervuld.

“En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus.” (vers 7).

Als gelovigen in Christus “weten wij dat alle dingen medewerken ten goede voor hen die God liefhebben, voor hen die geroepen zijn overeenkomstig Zijn doel” (Rom. 8:28). Daarom, wij

moet niet voortdurend overweldigd en verslagen worden door de tegenslagen van het leven, maar moet gehoor geven aan de vermaning; “En de vrede Gods heerse in uw harten,” (Kol. 3:15).

“De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. De Heere zij met u allen” (2 Thes. 3:16).